De mens is een zelfbewuste soort. Wij kunnen nadenken over de gevolgen van ons gedrag en over hoe we omgaan met onze medemens. Dat zou voor iedereen vanzelfsprekendheid moeten zijn.
We kennen empathie en voelen aan hoe we elkaar een goed of slecht gevoel kunnen geven. Helaas wordt dat laatste maar al te graag gebruikt om eigen voordeel uit te halen en onze eigen situatie te verbeteren.
Voor velen lijkt dat zelfs het doel te zijn geworden: zoek de zwakke schakel van je medemens, tegenstander of concurrent en speel dat uit in je eigen voordeel. Winnen, kost wat het kost, om toch maar meer macht, aanzien of rijkdom te verwerven. Soms lijkt het alsof alleen de sterken overleven en hun plekje op de wereld ‘verdienen’.
Deze houding wordt zelfs als positief gepromoot, het wordt gezien als een teken van sterkte: toeslaan als het kan. Niemand zal ook naar jou omkijken dus wees hard voor jezelf en een ander, zo worden wij ook vaak opgevoed. Misschien komt dat deels voort uit angst of uit een poging tot bescherming: zorg dat je het zelf goed hebt, denk eerst aan jezelf want ook jij bent sterfelijk, dus pak wat je pakken kan.
Natuurlijk is het belangrijk dat je eerst goed voor jezelf zorgt. Zelfbehoud en kunnen voorzien in je eigen noden zijn essentieel. Niemand is ermee gebaat als je jezelf tekortdoet voor een ander.
Maar tegelijk is de realiteit dat de meesten in onze maatschappij het best goed hebben. Vaak zelfs meer dan genoeg om te kunnen delen. En toch ligt de focus bij velen vooral op nog méér vergaren.
Te vaak gebeurt dat extra vergaren ook nog eens ten koste van wie al kwetsbaarder staat. En dat maakt het pijnlijk. Je ziet het overal, genoeg schone schijn maar meestal niet meer dan een gespeelde goedheid om er zelf beter van te worden. Intussen wordt er meer dan ooit op de emotie gespeeld waardoor elke realiteitszin van emotionele waarde verloren gaat en emoties enkel nog aankomen en aangevoeld worden in extremen.
Kijk naar al die (goedbedoelde) talkshows: wie zit daar? Dikwijls rijke welgestelde moderators met een vast kliekje bekende personen en mensen uit de betere sociale klasse. Die dan gaan debatteren en hun mening geven over mensen die het moeilijk hebben. Maar waar is de echte man van de straat? Die zie je daar niet, misschien geweerd uit schaamtegevoel?
Ook die programma’s waarin succesvolle BV’s mensen in nood ‘helpen’… de intentie lijkt op het eerste gezicht mooi, maar ook hier wordt verdiend op de kap van wie het moeilijk heeft.
Goed voor de kijkcijfers, dat zeker. Tijdens het programma bieden ze begeleiding of ondersteuning en dat is op zich waardevol. Maar waarom niet ook een deel van hun verdienste afstaan? Van wat ze verdienen op de rug van andermans miserie?
Ook dat is een vorm van ontmenselijking, al wordt ze gepresenteerd in een warm kleedje.
Het is spelen met iemands waardegevoel, onder het mom van hulp.
Het zijn zij die dit probleem aankaarten en gebruiken in hun formats die er zelf de oorzaak van zijn dat er meer ontmenselijking is. Zij, de social media en de informatieve media in het algemeen, zorgen voor de zwart-witte mentaliteit. Zij met hun extremen en hun overweldigende ongenuanceerde meningen hebben gezorgd voor de polarisatie. Als je bekijkt hoe in human interest programma s gedebatteerd wordt, hoe er in zogenaamd opvoedkundige programma’s gecommuniceerd wordt? Hoe grover, hoe beter, lijkt het wel.
Niet moeilijk dat jonge mensen dit extreem gedrag overnemen en als normaal aanzien. Als er vooral wordt aangestuurd met de gedachte dat je vooral meetelt als je jong en fruitig bent dan is het toch normaal dat er steeds minder menselijkheid is met ouderen?
Als je ziet hoe onze politici, de hoeders van ons land, met elkaar omgaan dan is het toch niet abnormaal dat dit gedrag wordt overgenomen door de gewone bevolking?
Als je ziet hoe verslaggevers jonge mensen met talenten in sport de ene dag als goden prijzen om ze wat later bij een mindere prestatie meteen weer af te schrijven, dan is het toch normaal dat deze omgang voor een zeker gevoel van onmenselijkheid zorgt?
Als je ziet hoe hulpbehoevende mensen dikwijls als een last worden gezien en meer en meer financieel onder druk worden gezet om opnieuw te presteren en productief te zijn dan krijg je toch een gevoel van ontmenselijking?
Als je leeft in een wereld van schone schijn, waarin je maar telt als je straalt en op je best bent, dan is het niet gek dat oudere mensen steeds minder worden gehoord of gezien.
Tenzij ze kunnen dienen als rariteit…goed voor de kijkcijfers.
Als zelfs de machtigste leiders op aarde – mensen die de omstandigheden van miljoenen kunnen verbeteren – toch kiezen voor oorlog, lijden en vernieling omwille van macht of godsdienst, dan is het niet vreemd dat het vertrouwen tussen mensen verdwijnt.
Het gevolg? We lijken steeds harder en afstandelijker met elkaar om te gaan, met minder ruimte voor verbondenheid of mededogen.
Als je uit wraak of machtsdrang acties rechtvaardigt die mensen pijn doen — terwijl je precies de middelen hebt om dat lijden te voorkomen — wat zegt dat dan over wie je bent? Het voelt bijna alsof je afstand neemt van het menszijn zelf.
Als het politieke landschap ook steeds meer inzet op wantrouwen en controle, liever “verraad je buur” dan “help je buur”… Hoe kun je dan een verbindende maatschappij creëren van menselijkheid?
Als er steeds meer wordt ingezet op contactloze systemen en je langs de andere kant pleit voor meer verbondenheid is het toch normaal dat het herkennen van menselijke emoties moeilijker wordt en zorgt voor ontmenselijking.
Alles begint bij de opvoeding. Bij het meegeven aan een kind wat het betekent om mens te zijn.
Natuurlijk zeggen we liever dat het alles kan worden wat het wil, zolang het maar sterk is en in zichzelf gelooft. En ja, elk kind mag met trots leren kijken naar wie het is en wat het betekent als uniek individu.
Maar wat we veel minder meegeven, is het besef van kwetsbaarheid. De nederigheid die hoort bij het mens-zijn. We zijn geen superhelden. We zijn nietig, voorbijgaand. Een flinterdun laagje leven, gedragen door een lichaam dat wonderbaarlijk veel kan… maar dat ook ziek kan worden of aftakelen. We kunnen herstellen van veel, maar niet alles. En nooit voor altijd.
Wie in volle glorie op een podium staat, mag genieten van wat hij kan en wat hij bereikt heeft. Dat verdient absoluut erkenning. Maar dat moment van succes zou ook gedragen mogen worden door dankbaarheid. Geen valse bescheidenheid, wel vanuit een besef dat succes geen vanzelfsprekendheid is. Want terwijl jij straalt, ligt misschien net iets verder iemand in een ziekenhuis te vechten voor zijn leven. Iemand die misschien gisteren nog op datzelfde podium stond. En toch zeggen we dan vaak, bijna achteloos: “Zij hebben hun tijd gehad. Nu is het aan ons.”
Alsof kwetsbaarheid een fase is die je mag vergeten zodra je erbovenuit stijgt. Alsof de menselijke maat niet meer past in het verhaal van ambitie, groei en prestaties. Maar niet zo ver van hier liggen helden begraven die zich ooit net zo onoverwinnelijk voelden als jij nu. Als we dat ten volle zouden beseffen, zouden we misschien anders omgaan met kracht en geluk.
Natuurlijk mag je genieten van wat goed gaat, van wat je hebt opgebouwd. Maar laat dat genieten doordrenkt zijn van respect, niet van wow’s en superlatieven. Want geen mens is een superman, maar wie zijn kracht draagt met nederigheid, die wordt misschien wél een supermens.
Meer menselijkheid begint bij het besef dat we in wezen allemaal gelijk zijn.
Niet in wat we kunnen, maar in onze kwetsbaarheid. In het feit dat we allemaal sterfelijk zijn, allemaal afhankelijk van omstandigheden die we niet volledig in de hand hebben.
Toch wordt er in onze maatschappij vaak anders gekeken. Vandaag ben je ‘in’ omdat je uitblinkt, opvalt, of past in het perfecte plaatje van succes. Omdat je net iets meer kan, mooier, slimmer of sterker bent. Maar morgen ben je ‘out’ zodra je niet meer voldoet aan die opgelegde standaarden of als je niet meer meekan in het tempo van de prestatiemaatschappij. Ook dát draagt bij aan de onmenselijkheid waar we mee worstelen.
We duwen jonge mensen richting perfectie, zo snel mogelijk, zonder hen de tijd te geven om eerst te groeien als mens. We leren hun presteren vóór we hen leren voelen. Tranen zijn geen zwakte. Je hart tonen is geen risico, maar juist de basis van echte verbinding. Dát zouden ze moeten leren. In plaats daarvan krijgen ze de boodschap: verberg je emoties, stel je hard op, only the strong survive.
Maar die gedachte is zo misleidend. Want je bent maar zo lang ‘sterk’ tot het leven je confronteert met tegenslag, fysiek, mentaal of allebei. Pas dan zie je wat kracht écht betekent.
Wat topsporters kunnen met hun lichaam verdient zonder twijfel bewondering. Hun discipline, hun doorzettingsvermogen, hoe ze hun leven deels opofferen voor een droom… Het is indrukwekkend. Maar het is ook eenvoudiger om grenzen te verleggen als je lichaam sterk en gezond is, gezegend met goede genen. Wie elke dag moet leren omgaan met pijn, ziekte of beperking, moet veel méér kracht tonen dan je op een podium ooit kunt zien. Zij verdienen minstens evenveel respect. Want hun overleven vraagt geen applaus, maar diepe bewondering.
En misschien zelfs: meer menselijkheid van ons allemaal.
Meer menselijkheïd begint bij verdraagzaamheid voor verschillen en een ontwapenende glimlach, niet bij het aftasten van wie het sterkste staat in de situatie. Het is een onvoorwaardelijk willen helpen uit liefde en zorgzaamheid en niet uit eigen manipulatief belang.
Meer menselijkheid is kiezen voor dialoog in plaats van elkaars mening afbreken. Ieder mens heeft recht op een eigen mening maar met het besef dat dit niet de allesomvattende waarheid is. Ieder mens heeft recht om zich goed te kunnen voelen en zichzelf te kunnen zijn en de ruimte te krijgen om op zijn tempo te groeien in het mens zijn.
Menselijkheid is delen in verdriet en vreugde en geen misbruik maken van de zwakkere in de relatie met elkaar. Het leven op zich is al hard genoeg dus waarom het elkaar nog moeilijker maken en elkaar onmenselijk behandelen? Draag zorg voor elkaars waardigheid en zie de kwetsbaarheid in plaats van je te verkijken op de harde bast waarachter de bange mens schuilt.
“Hij heeft het zelf gezocht, wie zijn gat verbrandt moet op de blaren zitten.”
Zo gaan mensen tegenwoordig steeds vaker met elkaar om.
Niet ontzien, maar afzien, dat is wat we doen. We kijken weg, en als we ons toch bemoeien, dan doen we dat meestal vanuit bevooroordeelde gedachten. We oordelen op zicht, zonder echt te weten wat er speelt. We kijken naar de feiten, niet naar het verhaal erachter.
En de wetmatigheden waarmee we die feiten beoordelen, houden zelden rekening met de context.
Om feiten te kunnen begrijpen, moet je de oorsprong kennen. Maar daar laten veel strafrechtelijke instanties het niet aan hun hart komen. Ze gaan voorbij aan het verhaal, aan de mens achter het dossier. We leven steeds minder in begrip, en steeds meer in de greep van afgunst en bestraffing. Vergeving maakt plaats voor wraak. We missen de nuance van de situatie waarin fouten gebeuren. We corrigeren liever met vet rood dan met zacht roze.
Ontmenselijking begint daar waar je als mens enkel vergelijkt vanuit je eigen situatie.
Terwijl er meestal geen vergelijking is en je zelfs het recht niet hebt om te oordelen over iemand die zich niet gedraagt zoals jij denkt dat hoort. Want niemand ervaart het moeilijke levenspad op dezelfde manier. Simpelweg omdat maar weinig mensen vertrekken met dezelfde rugzak.